Vandaag doe ik iets dat ik nog nooit eerder heb gedaan.
Ik schrijf dit blog in het Nederlands.
Wat is daar nou nieuw aan, zal je misschien denken, maar sinds ik in 2007 met dit blog ben begonnen heb ik altijd in het Engels geschreven. De meeste van de bijna veertig duizend mensen die mijn schrijfsels elke week toegemaild krijgen spreken die taal. Vandaar.
De laatste tijd heb ik wat meer contact met jullie, mijn Nederlandse collega’s, en daarom wil ik dit verhaal graag in mijn moerstaal vertellen. Als je me later op Facebook of Instagram tegenkomt, dan heb je tenminste een beter idee wie die Friese Nederlandse Amerikaan eigenlijk is.
Ga er maar even voor zitten.
THE AMERICAN DREAM
Ik weet nog goed dat ik eind 1999 op de luchthaven van Philadelphia aankwam. Mijn hele leven zat opgepropt in twee koffers en een plastic zak.
Een grote groep gillende meiden wachtte me hysterisch huilend op. Die waren natuurlijk niet voor mij gekomen, maar voor de jongens van de razend populaire band *NSYNC die in hetzelfde vliegtuig naar Amerika waren teruggekeerd. Hun grootste hit op dat moment was “Bye, bye, bye.”
Na 36 jaar in Holland te hebben gewoond en gewerkt was het ook voor mij “Bye, bye, bye.” Wat ik achterliet was een gebroken hart, een bedroefde familie, fijne vrienden, en een droombaan als baas van mijn eigen trainingsbedrijf.
Het was maar goed dat ik toen nog niet wist dat ik binnen twee jaar opnieuw zou trouwen, vader zou worden, in een slepende vechtscheiding terecht zou komen, dat mijn dochtertje kanker zou krijgen en mijn derde vrouw moest leren leven met MS. Ik had nog geen idee dat ik bijna aan een beroerte zou komen te overlijden, en dat ik amper twee maanden daarna achter de tralies zou worden gegooid.
Amerika. Het land van de onbegrensde mogelijkheden!
Ironisch genoeg waren de Verenigde Staten het laatste land waar ik ooit terecht had willen komen. Ik had niets met de cultuur. Ik vond de meeste mensen maar dom, luid en oppervlakkig, en mijn taalgevoelige oren hielden niet van het accent dat ik overal om me heen hoorde.
Als ik al ergens naartoe had willen emigreren, dan was het wel Engeland. Het land van de stiff upper lip, Monty Python, Shakespeare en de BBC. Maar voor mij liep de weg naar het Verenigd Koninkrijk wel via Hilversum.
PUBLIEKE OMROEP
Mijn omroep avontuur begon toen ik als 18-jarige geselecteerd werd voor de tweede generatie van AVRO’s MINJON, de Miniatuur Jongeren Omroep Nederland. Ik studeerde in die tijd musicologie in Utrecht, en het leek me wel wat om later klassieke muziekprogramma’s te presenteren.
Bij de stoffige AVRO kreeg ik de unieke kans om alle aspecten van radio en televisie te leren kennen, daarbij geholpen door oude rotten in het vak. Ze zagen blijkbaar wel wat in me, want een jaar later werd ik gevraagd of ik samen met Tosca Hoogduin (“voor wie wil gaan slapen, maar nog niet kan”) een programma zou willen presenteren. Zo leerde ik ook producer Imme Schade van Westrum kennen die bekend stond als “de man achter Willem Duys.”
Tosca ontfermde zich als een moeder over mij, en als ze in de microfoon sprak, resoneerde de tafel in de spreekcel mee met haar diep doorrookte stem. Hoewel ze er in de studio nooit eentje opstak, werd de ruimte snel gevuld door de geur van sigaretten die ze uitwalmde. Wij raakten ons radioprogramma “Play it Again” kwijt toen een AVRO-baas op ons tijdstip een Sinatra show wilde presenteren. De man bleek voorzitter van de Nederlandse Frank Sinatra fanclub te zijn.
NAAR DE IKON
Voor mij was het inmiddels tijd om mijn maatschappelijke dienstplicht te vervullen, en dat deed ik bij de Interkerkelijke Omroep Nederland. Die periode begon dramatisch met de dood van Koos Koster, Hans ter Laag, Jan Kuiper en Joop Willemsen, vier journalisten die in El Salvador door militairen weren vermoord.
Dankzij de IKON werd ik ondergedompeld in de wereld van geëngageerde journalistiek. Ik produceerde, ik presenteerde, en ik ging als reporter de straat op. Als zoon van een Gereformeerd predikant en lid van een Gregoriaans koor, voelde ik me als een vis in het water in de wereld van de religie. Ik interviewde net zo makkelijk Eelco Brinkman, de verbannen bisschop Bär, of zijn baas kardinaal Simonis. Ook kreeg ik de kans om met schrijver Henk Barnard te werken. Henk was de man achter “Pipo de Clown” en “Ja zuster, nee zuster,” de televisie waar ik mee was opgegroeid.
Hilversum is maar een klein dorp, en omdat de IKON geen eigen studios had kwam ik vaak over de vloer bij de NCRV en de KRO. Op een dag was ik aan het monteren toen er een omroeper onwel werd in de studio naast mij. Zijn technicus stormde in paniek binnen en vroeg of er iemand was die in kon vallen. Het enige wat ik hoefde te doen was praten tot aan de pips.
Zo begon mijn carrière als freelance omroeper. Mijn stem was jarenlang voor de NCRV te horen, de KRO, de IKON en later ook de Evangelische Omroep. In het nieuwe omroepcentrum lagen de continuiteitsstudios van radio 1, 2, 3, 4, en 5 tegenover elkaar aan hetzelfde “plein.” Op sommige dagen riep ik op het hele uur om voor de KRO op radio 5, en op het halve uur voor de EO op Radio 2. Beide omroepen betaalden gewoon het volle pond.
Bob van der Houven zat in die tijd vaak voor de klassieke zender in de spreekcel. Als hij een lange symfonie draaide hadden we even tijd om in de kantine Ducktales to improviseren. Hij speelde de neefjes en ik deed Donald Duck. Het was het begin van een lange vriendschap.
EINDELIJK NAAR LONDON
Nadat de bevlogen Wim Koole met pensioen was gegaan trad Geerten van Empel bij de IKON aan als directeur. Geerten bood me de kans om een jongensdroom in vervulling te brengen: werken bij de BBC! Dankzij de vele coproducties waren de lijntjes met London kort, en kreeg ik zomaar een eigen bureau in Yalding House. Ik ging als producer bij het Religious Department aan de slag.
In die tijd woonde ik in de peperdure wijk Kensington, in de buurt van het huis van princes Diana. Een rijke erfgename verhuurde tegen een zacht prijsje kleine cottages aan BBC-personeel. Die cottages waren vroeger voor het personeel van de koningin.
Ik had destijds een bekakt Engels accent, en dat opende heel wat deuren voor me. Zo ging ik undercover bij de Britse tak van Opus Dei (een ultra-conservatieve groep binnen de katholieke kerk), ik nam muziekprogramma’s op in de Abbey Road studios, en ik lunchte met rabbi Jonathan Sachs, de chief rabbi of the Commonwealth.
Mijn sluitstuk was het maken van een uur durende Paas special op Radio One, de meest beluisterde zender. Dit programma, “A Damn Good Lie,” zou later de Sandford St Martin Prize winnen voor “excellence in religious broadcasting.”
EEN WERELDBAAN
Terug bij de IKON leverde dat alles een oer-Hollands “Whatever” op, en het werd me snel duidelijk dat ik die club een beetje ontgroeid was. Gelukkig was de Wereldomroep (RNW) op zoek naar iemand voor het programma “Kerk en Samenleving,” (beter bekend als “Kerk en Samenzwering”) dat vroeger door Pia Dijkstra werd gemaakt.
Omdat niemand bij Radio Nederland ook maar enige kennis van of affiniteit met het religieuze leven had, en we de paters in Afrika toch tevreden moesten houden, kreeg ik vrij spel. Dat pakte goed uit, want elke week kreeg ik post van enthousiaste luisteraars uit de hele wereld. Op een terugkeerweekend van missionarissen ergens in het zuiden, werd ik al snel omringd door blije broeders en zusters die mijn stem herkenden. Ik had heuse fans, en ze spraken allemaal met een zachte G!
Mijn eilandje binnen de Wereldomroep was mooi en ook kwetsbaar. Bezuinigingen waren op komst, en er gingen zelfs geruchten over opheffing. Het internet bleek onze grootste vijand te zijn, maar de bedrijfsleiding dacht dat wel te kunnen overleven. Ik probeerde intussen te overleven door mijn halve baan aan te vullen met omroepen en nieuwslezen, werk dat Jeroen Pauw vóór mij had gehad.
Radio Nederland zond in de meeste tijdszones uit, en dat betekende dat ik dag en nacht achter de microfoon zat. Het ergste was als er een collega ziek werd, en ik dubbele diensten moest draaien. Ik hoopte stiekem op brekend nieuws zodat ik makkelijker wakker zou blijven.
Die ervaring maakte wel dat je me op elk tijdstip een tekst onder de neus kon duwen die ik foutloos en met gepaste autoriteit uit kon spreken.
ADRENALINE MACHINE
De onrust binnen de Wereldomroep zorgde voor veel personeelsverschuivingen, en ik werd als freelancer ingehuurd voor de nieuwsredactie en presentatie. Ook leverde ik bijdragen aan de Engelse afdeling en BVN, de televisietak van RNW.
Er werden bekende Nederlanders aangetrokken om onze programma’s meer allure te geven. Ik kwam te werken met Joop van Zijl, Harmen Siezen, Noraly Beyer, Job Boot, en Hans Hoogendoorn. Het was een gouden kans om de kunst van hen af te kijken.
In m’n vrije tijd was ik actief in de NVJ en deed ik wat ik kon om de positie van freelancers te versterken. Verder gaf ik mediatrainingen aan kerkleiders die zonder knikkende knieën voor de camera wilden verschijnen.
De radio was en bleef mijn tweede thuis, en ik raakte verslaafd aan het altijd maar halen van onmogelijke deadlines, aan het werkend eten en het etend werken. Het was ongezond voor lichaam en geest, maar de hechte band met mijn collega’s en de dagelijkse adrenalinekick maakten veel goed.
MUZIKAAL INTERMEZZO
Na een lange uitzending vond ik het heerlijk om, als alle lichten waren uitgegaan, de concertvleugel op te zoeken die tussen de studios geparkeerd stond.
Op een avond improviseerde ik in het donker en zong ik zelfgeschreven liedjes, toen plotseling uit een hoek een bekende (en zeer verzorgde) stem klonk. Het was Ilse Wessel die net het laatste nieuws had gelezen.
“Wat klink je goed!” zei Ilse. “Ik had geen idee dat jij dit kon. Heb je daar nooit iets mee willen doen?”
“Ik heb vroeger wel met studentencabarets opgetreden en op bruiloften van vrienden gezongen, maar daar is het bij gebleven.”
“Nou,” zei Ilse, “als je het goed vind bel ik een vriend van mij die in de muziek zit. Ik vind dat hij je moet horen. Mag ik je telefoonnummer doorgeven?”
“Dat zou ik geweldig vinden, Ilse” zei ik. “Wat aardig van je!”
Ilse hield woord, want de volgende dag ging de telefoon.
“Meneer Strikwerda, met Gerrit den Braber” klonk een wat korzelige stem. “Ilse Wessel zegt dat wij elkaar moeten ontmoeten. Heeft u donderdag tijd?”
Zestig seconden later had ik een afspraak met één van de bekendste producers van Nederland.
Het was 2 mei 1997.
Ik kon het haast niet geloven
Francesco Ventura says
God bless you, Google Translator!
Paul Strikwerda says
Thanks for putting up with robotic translation, Francesco. It’s amazing how wrong Google sometimes can be, so I hope I didn’t come across like a rambling idiot.
I couldn’t have said it better!
You are so funny, Memo!
Wat leuk, Paul. Je gaat nog wel even door, toch, hè?! Ben erg benieuwd naar hoe het met den Braber en jou verder ging, en zo.
En, het doet toch weer even goed als ik de naam van Geerten lees…
Alle goeds,Fokke
Ik heb je net even een persoonlijk mailtje geschreven. Mijn levensverhaal is niet compleet zonder Geerten. Goddank!
Ek kon jou blog in Nederlands darem nog volg, Paul – al het ons slegs met Afrikaans en Engels grootgeword; Fries en Hollands was beperk vir my ma en haar vriende?. Wie sou kon dink wat als op ons sou kom toe ons nog jonk was??
Dankie dat jy dit met ons gedeel het. Groete van jou nig uit Suid-Afrika
Heel graag gedaan, nicht! Leuk dat we contact hebben en houden!
Paul, wat een verhaal!
Je schrijfstijl is in het Nederlands net zo boeiend als in het Engels. Ik ben erg benieuwd naar het vervolg.
Groeten uit Frankrijk 😉
Petra
Dat is een opluchting om te horen, Petra. Omdat ik veel in het Engels denk was ik een beetje bang dat het Nederlands niet meer zo makkelijk uit mijn pen zou vloeien. Maar het is net als fietsen. Jong geleerd. Oud gedaan. Vandaag begin ik aan deel twee.
Wow, you really ARE Dutch, Paul? All these years, I thought it was just for niche marketing. 😉
-Heather
You’re funny!